Dit is een vertaling van een Engelstalige pagina.

Zei u “intellectueel eigendom”? Dat is een verleidelijke luchtspiegeling

Het is tegenwoordig modieus om de begrippen auteursrecht, patentrecht en handelsmerken—drie verschillende begrippen met daarbij behorende verschillende wetgeving — op één hoop te gooien onder de noemer “intellectueel eigendom”. Deze verwarrende en misleidende term is niet toevallig ontstaan. Bedrijven die baat hebben bij deze verwarring bevorderen het gebruik ervan. De eenvoudigste manier om dit tegen te gaan is om de term volledig af te wijzen.

Volgens professor Mark Lemley, tegenwoordig van de Stanford Law School, begon de term in de mode te komen na de stichting van de Wereldorganisatie voor de “Intellectuele Eigendom” (WIPO) in 1967 en werd pas recent echt gemeengoed (WIPO is formeel een organisatie van de VN maar vertegenwoordigt feitelijk de belangen van houders van patenten, auteursrechten en handelsmerken). Algemeen gebruik van de term begon rond 1990. (kopie)

De uitdrukking bevat een duidelijk vooroordeel: het suggereert dat auteursrecht, patentrecht en handelsmerken bijna hetzelfde is als eigendomsrechten op vaste objecten. (Deze analogie is in tegenspraak met het juridische denken over auteursrechten, patenten en handelsmerken, maar alleen specialisten weten dat.) Deze wetten lijken helemaal niet op eigendomsrecht, maar het gebruik van deze uitdrukking verleidt wetgevers om er wél zo over te denken en wetten dus navenant aan te passen. Aangezien bedrijven die auteursrechten, patenten en handelsmerken hebben dit juist willen, komt het ingebakken vooroordeel in de uitdrukking “intellectueel eigendom” hen goed van pas.

Dit vooroordeel is voldoende om de uitdrukking af te keuren en mensen hebben me vaak gevraagd een andere naam te bedenken voor de hele categorie—of kwamen zelfs met eigen (vaak geestige) suggesties. Zoals IMPs voor Imposed Monopoly Privileges (opgedrongen monopolie-voorrechten) en GOLEMs voor Government-Originated Legally Enforced Monopolies (van overheidswege gelegaliseerde monopolies). Sommigen hebben het over “exclusieve rechtenregimes” maar verwijzen naar beperkingen als zijnde “rechten” klopt ook niet.

Sommige van de alternatieve uitdrukkingen zouden zeker een verbetering zijn, maar het is een vergissing om de term “intellectueel eigendom” te willen vervangen. Een andere uitdrukking is geen oplossing voor het dieper liggende probleem: overdreven generaliseren. Er bestaat geen universeel iets als “intellectueel eigendom”—het is een luchtspiegeling. De enige reden waarom mensen denken dat het een samenhangend geheel is, is het wijdverbreide gebruik van de uitdrukking die tot deze indruk leidt.

De term “intellectueel eigendom” is op zijn best een omsluiting van meerdere wetten die niets met elkaar te maken hebben. Niet-juristen die de uitdrukking toegepast zien op deze diverse wetten hebben de neiging aan te nemen dat ze gebaseerd zijn op hetzelfde principe en hetzelfde werken.

Niets is minder waar. Deze wetten hebben een eigen ontstaansgeschiedenis, zijn langs aparte wegen geëvolueerd, gaan over verschillende activiteiten, hebben andere regels en hebben betrekking op verschillend openbaar beleid.

Het auteursrecht was bijvoorbeeld in het leven geroepen om het schrijven en de kunsten te bevorderen en regelt de verschijningsvorm van een werk. Het patentrecht had tot doel het publiceren van nuttige ideeën te bevorderen, met als tegenprestatie een tijdelijk monopolie op het idee voor de bedenker—een prijs die het waard is betaald te worden op sommige gebieden maar bij anderen weer niet.

In tegenstelling hiermee was het handelsmerk nooit bedoeld om bepaalde acties te bevorderen maar gewoon om kopers te laten weten wat ze eigenlijk kochten. Wetgevers, onder invloed van het begrip “intellectueel eigendom”, hebben dit echter verdraaid naar een aanmoediging voor het maken van reclame. En dit zijn slechts drie van de vele wetten waar de term naar verwijst.

Aangezien deze wetten onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan, verschillen ze op allerlei punten, zo ook op hun uitgangspunten. Als je dus iets weet over auteursrecht kun je maar beter aannemen dat dit niét in patentrecht voorkomt. Je zult het zelden verkeerd hebben!

In de praktijk zullen bijna alle algemene beweringen die worden gedaan met de term “intellectueel eigendom” foutief zijn. Je zult bijvoorbeeld beweringen zien waarin wordt gezegd dat het doel van “intellectueel eigendom” is om “innovatie te stimuleren”, maar die uitspraak past alleen bij patentrecht en misschien plantvariëteit-monopolies. Het auteursrecht bemoeit zicht niet met innovatie; een lied of roman valt onder het auteursrecht zelfs als er niets innovatiefs aan is. Handelsmerkenrecht heeft niks te maken met innovatie; als ik een theewinkel begin en het “rms thee” noem, zou dat een sterk handelsmerk zijn, zelfs als ik de thee verkoop op dezelfde manier als alle anderen. Handelsgeheim heeft ook niks te maken met innovatie, behalve indirect: mijn lijst van theeconsumenten zou een handelsgeheim zijn dat niks van doen heeft met innovatie.

Je zult ook beweringen tegenkomen die menen dat “intellectueel eigendom” te maken heeft met “creativiteit”, maar dat geldt alleen voor auteursrecht. Er is meer dan creativiteit nodig om een patenteerbare uitvinding te doen. Handelsmerken en handelsgeheim hebben niks te maken met creativiteit; de naam “rms thee” is totaal niet creatief, evenmin mijn geheime lijst van theeconsumenten.

Mensen misbruiken vaak de uitdrukking “intellectueel eigendom” voor een veel bredere verzameling wetten, of een veel specifiekere. Rijke landen bijvoorbeeld leggen vaak oneerlijke wetten op aan arme landen om daar geld aan te kunnen verdienen. Sommige van deze wetten gaan over “intellectueel eigendom”, en anderen niet; niettemin grijpen critici van deze praktijken vaak naar dit begrip omdat het bekend is. Deze term dekt echter niet de lading en het zou beter zijn om iets passenders te gebruiken zoals “koloniserende wetgeving”, wat precies zegt waar het op staat.

Het zijn niet alleen leken die dit verwarren. Zelfs professoren in de rechten, die deze wetten onderwijzen, worden door de uitdrukking “intellectueel eigendom” verleid en afgeleid en doen daardoor uitspraken die tegen de feiten in gaan, hoewel ze die feiten dus kennen. Bijvoorbeeld in 2006 schreef een professor:

In tegenstelling tot hun nazaten, die nu de WIPO bevolken, hadden de grondleggers van de Amerikaanse grondwet een principiële en concurrentie-gezinde houding ten opzichte van intellectueel eigendom. Ze wisten dat er wellicht rechten nodig waren maar…ze beperkten het Congres en dus zijn macht op verschillende manieren.

Deze uitspraak slaat op artikel 1, sectie 8, sub 8 van de Amerikaanse grondwet, die auteursrecht en patentrecht toestaat. Deze clausule heeft echter niets te maken met de wetten op het handelsmerk, het handelsgeheim, en anderen. De uitdrukking “intellectueel eigendom” leidde tot deze foute veralgemenisering van de professor.

De uitdrukking “intellectueel eigendom” leid ook tot té simpel denken. Het legt de nadruk op die ene kleine eigenschap die de wetten gemeen hebben—dat ze kunstmatige rechten verlenen aan bepaalde partijen—en negeert de verdere details waaruit die wetten bestaan: de precieze beperkingen die iedere wet oplegt aan de gemeenschap en de gevolgen hiervan. Dit simplistische blindstaren werkt een “economische” kijk op dit alles in de hand.

Deze economische kijk werkt, zoals zo vaak, ondoordachte aannames in de hand. Onder ander aannames over normen en waarden zoals de aanname dat alleen de hoeveelheid productie van belang is en vrijheid of levensovertuiging niet, en feitelijke aannames die niet kloppen zoals dat het auteursrecht bij muziek er is voor de muzikanten of de aanname dat patenten op geneesmiddelen onontbeerlijk zijn voor de voortgang van levensreddend onderzoek op dit gebied.

De term “intellectueel eigendom” is dusdanig algemeen dat het als het ware specifieke eigenschappen van de diverse wetten ondersneeuwt. Dit soort eigenschappen volgen uit de details van iedere wet — exact datgene wat met het gebruik van de term “intellectueel eigendom” mensen aanzet tot het negeren daarvan. Een discussiepunt dat te maken heeft met het auteursrecht bijvoorbeeld is of het delen van muziek verboden zou moeten worden of niet. Het patentrecht heeft daar niets mee te maken. Binnen het patentrecht wordt gediscussieerd over of arme landen zelf vitale medicijnen goedkoop zouden mogen produceren om zo levens te redden. Het auteursrecht heeft daar niets mee te maken.

Geen van deze geschilpunten heeft alleen een economische invalshoek, maar ze hebben ook weinig gemeenschappelijk. Maar iedereen die er met een oppervlakkige economische blik naar kijkt zal het verschil ontgaan. Wanneer je dit vervolgens rangschikt onder één noemer, “intellectueel eigendom”, dan zul je merken dat je daardoor moeilijker over ieder probleem apart kunt nadenken.

En dus is ieder standpunt over “het probleem intellectueel eigendom” en iedere generalisatie bij voorbaat al niet goed doordacht. Wanneer je ervan uit gaat dat al deze wetten hetzelfde probleemgebied behandelen zul je je mening dus baseren op een veel te vereenvoudigd standpunt en dat is nooit goed.

Het afwijzen van “intellectueel eigendom” kan ook op andere dan filosofische gronden. Het gebruik ervan richt schade aan. Apple gebruikte het om een debat over Nebraska's wet op het “recht om te repareren” te verstoren. Het concept gaf Apple de mogelijkheid om zijn voorkeur voor geheimhouding, dat haaks op het consumentenbelang staat, op zo'n manier te presenteren dat het leek alsof consumenten en de overheid moeten hiervoor moesten wijken.

Als je je een gefundeerde mening wilt vormen bij discussies over patenten, auteursrecht of merkenrecht dan moet je om te beginnen de drie niet op één hoop gooien. Ten tweede moet je het starre denkbeeld wat “intellectueel eigendom” oproept vergeten. Behandel de diverse gebieden apart en je hebt een kans dat je de juiste afwegingen maakt.

En wat het veranderen van het WIPO betreft, hier een voorstel tot naamswijziging en invulling van het instituut.


Zie ook De merkwaardige geschiedenis van Komongistan (die korte metten maakt met de term “intellectueel eigendom”).

Landen in Afrika lijken meer op elkaar dan deze wetten, en “Afrika” is een samenhangend geografisch concept; maar nog steeds veroorzaakt praten over “Afrika” in plaats van over een specifiek land veel verwarring.

Rickard Falkvinge ondersteunt het afwijzen van deze term.

Cory Doctorow keurt de term “intellectueel eigendom” ook af.